Psalms 40

1Davids psalm, voor den opperzangmeester. [040:2] Ik heb den Heere lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep gehoord.
 opperzangmeester Zie Job 4:1 .
,
 lang Hebr. verwachtende verwacht.
,
  zich tot Of, [het oor] tot mij geneigd; gelijk Psa 17:6 .
2[040:3] En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt.
 ruisenden Hebr. kuil, of, put van het geruisch; waar de wateren steeds opwellene en opbobbelende bruisen en groot en vele waren, dat er menselijk geen uitkomen was.
,
 modderig Hebr. uit slijk der modder. Verg. Psa 69:3 . Jer 38:6 , Jer 38:10 . idem Job 30:19 .
3[040:4] En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien, en vrezen, en op den Heere vertrouwen.
 nieuw Zie Psa 33:3 .
,
 mond Mij een nieuw lied als zelf geleerd, en daartoe door zijn Geest aangedreven. Verg. Exo 4:15 . Deu 18:18 . idem Psa 51:17 .
4[040:5] Welgelukzalig is de man, die den Heere tot zijn vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen, en die tot leugen afwijken.
 tot zijn Alzo dat hij op Hem alleen vertrouwt.
,
 leugen Dat is, valse, afgodische, ijdele, bedriegelijke hulp, troost en toeverlaat.
5[040:6] Gij, o Heere, mijn God! hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.
 gedachten Versta, gedachten des vredes: gelijk Jer 29:11 . Dat is, uwen raad van ons wel te doen hebt Gij door vele wonderlijke weldaden geopenbaard.
,
 vele Of, groot.
,
  menigvuldiger Hebr. sterker. Te weten, in getal; alzo vs.13.
6[040:7] Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; Gij hebt mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist.
 Gij Dat zijn de woorden des Heeren Christus; die David door den profetischen geest hier, aldus tot zijnen Vader sprekende, invoert. Zie Heb 10:5-7 .
,
 lust Te weten, alzo, dat Gij door die offeranden uwe gerechtigheid zoudt laten genoeg geschieden en U met den zondigen mens verzoenen, want zulks onmogelijk; Heb 10:4 .
,
 oren Dat is, mij tot uw dienst verplicht om het middelaarsambt op mij te nemen en uw volk van zonden te verlossen; waartoe Gij mij een lichaam bereid hebt, om dat voor des volks zonden op te offeren [gelijk de apostel dit verklaart met de woorden der Griekse overzetting, Heb 10:5 , Heb 10:10 ] . De manier van spreken in genomen van de wijze onder de Joden naar Gods wet gebruikt in het verplichten van dienstknechten. Zie Exo 21:6 . Deu 15:17 .
7[040:8] Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven.
 ik kom Of, ben gekomen. Met deze en de volgende woorden verklaart de Heere Christus zijn gewillige gehoorzaamheid om het middelaarsambt, Hem van zijnen Vader opgelegd, aan te nemen en uit te voeren. Zie Heb 10:10 .
,
 rol Van het woord rol, zie Ezr 6:2 . Jer 36:2 . en versta hierdoor de boeken van Mozes, in welke verscheidene zeer heerlijke profetieën van Christus gevonden worden, waarvan de eerste gegeven is in het Paradijs, Gen 3:15 . en vervolgens aan de patriarchen, en voorts zijn de sacramenten en al de offeranden voorbeeldingen op Christus geweest. Zie Luk 24:27 . Heb 8:5-6 ; Heb 9:8-9 ; Heb 10:1 . enz.
8[040:9] Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands.
 welbehagen Dat is, hetgeen U welbehaaglijk is. Zie Pro 10:32 . Psa 143:10 .
,
 midden Dat is, ik betracht haar in mijn hart, en ben gans vuriglijk genegen om die te volbrengen. Verg. Psa 37:31 . en onder vs.11.
9[040:10] Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; Heere! Gij weet het.
 boodschap Of, Evangeliseer, heb geëvangeliseerd, en zo in het volgende.
,
 gerechtigheid Zie Rom 3:21-22 .
,
 gemeente Verg. Psa 22:23 .
10[040:11] Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente. 11[040:12] Gij, o Heere! zult Uw barmhartigheden van mij niet onthouden; laat Uw weldadigheid en Uw trouw mij geduriglijk behoeden. 12[040:13] Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten.
 kwaden Dat is, zwarigheden, ellenden; alzo vs.15.
,
 ongerechtigheden Indien men dit van de zonden verstaat, zo spreekt David dit voor zichzelven en niet van den Heere Christus, die het onbevlekte Lam Gods en zonder zonde geweest is; hoewel hij anderzins voor onze zonden als borg heeft willen betalen, 2Co 5:21 . en hare straf dragen, Isa 53:5-6 , Isa 53:8 , Isa 53:10-11 . gelijk men het woord ongerechtigheden hier ook kan nemen voor straffen der ongerechtigheden. Zie Psa 31:11 . Alzo is het voorgaande woord kwaden ook genomen voor het kwaad der straf, dat is lijden, ellende, enz.
,
 dat ik Anders, en ik heb haar niet kunnen overzien; te weten, vanwege de menigte.
,
 verlaten Verg. Psa 38:11 .
13[040:14] Het behage U, Heere! mij te verlossen; Heere! haast U tot mijn hulp.
 Het Verg. de volgende verzen met Psa 70 .
14[040:15] Laat hen te zamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken, om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden, en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad.
 ziel zoeken Zie 2Sa 4:8 .
,
 kwaad Gelijk boven, vs.13.
15[040:16] Laat hen verwoest worden tot loon hunner beschaming, die van mij zeggen: Ha, ha!
 verwoest Of, verbaasd.
,
  hunner Dat is, tot een loon der beschaamdheid, die zij mij zoeken aan te doen. Of, om der beschaamdheid wil, of vanwege de schaamte, die zij mij zoeken aan te doen. Anders, ten einde dat zij beschaamd worden. Zie van het Hebr. woord, dat hier loon is overgezet, Psa 19:12 .
,
  Ha, ha! Gelijk boven, Psa 35:21 , Psa 35:25 .
16[040:17] Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De Heere zij groot gemaakt!
 grootgemaakt Gelijk Psa 35:27 .
17[040:18] Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet.
 denkt Om mij ter rechter tijd te helpen. Zie Gen 8:1 .
,
 vertoef Hebr. wees niet achter.
Copyright information for DutSVVA